De entertainer is een documentaire over Paul de Leeuw in het bewogen jaar waarin hij vijftig werd.

Premiere

entertainer-premiere
Op 30 september 2012 werd in Utrecht 'De Entertainer' voor het eerst vertoond aan het grote publiek. Een impressie van regisseur Cees Overgaauw.
Buiten is het donker en stil in de Utrechtse binnenstad. Binnen is het vol om me heen in de grote zaal van City 1. Het is zondag 30 september 2012. 20.45 uur. Zo’n stand van de klok waarop ook een Champions Leauge wedstrijd begint. Nu is Kees Driehuis aan het woord. Met een paar rake uithalen introduceert hij de documentaire, die straks vertoond wordt. Zo heeft hij het bedacht. Kees Driehuis zegt iets vooraf. Ik als regisseur achteraf.

Lekker verdeeld. Denk ik nu pas. Straks vindt die hele zaal om me heen het helemaal niks. Klinkt er na afloop een luid boe-geroep. En heeft de hoofdpersoon al halverwege de voorstelling vloekend de zaal verlaten.

Paul de Leeuw. Heet de hoofdpersoon.

De Entertainer. Al langer dan een kwart eeuw een fenomeen op televisie.
Hij heeft het aangedurfd een heel seizoen lang een cameraploeg als een zoemende horzel om zich heen te verdragen. Cameraman Onno van der Wal, geluidsvrouw Marjo Postma, die nu ergens rechts naast me zitten. En de nerveus om zich heen kijkende ondergetekende.

Op twee stoelen afstand links van me zit ’ie. Paul de Leeuw.
Misschien nog nerveuzer dan ik. 

Want De Entertainer, die als professional ‘altijd alles ziet en alles hoort’, heeft geen enkel idee wat hem te wachten staat nu de lichten uitgaan en de documentaire begint.
‘Televisie is een monster dat talenten vreet’. Stelt Jacques Klöters ergens in zijn prachtige biografie over Toon Hermans. Een boek dat me krachtig aanbevolen is door Paul de Leeuw. Toon Hermans had angst voor de tv. Hij was de koning van Carré. En hield het massamedium op afstand.
Altijd worstelen met de speciale eisen van een tv-show, die moet scoren op prime-time. We hebben het een seizoen lang zien knagen aan de man, die nu licht schuivend in zijn stoel naar de documentaire zit te kijken.

Op de rij vlak achter hem zitten genodigden uit zijn ‘inner circle’. Heel lang geleden zaten ze in de redactie van zijn programma. Daarna hebben ze hun eigen vleugels uitgeslagen. Cornald Maas en Michiel van Erp. Als die het niks vinden dan zal ik het weten straks.

Maar nu richt ik me op de film en probeer te genieten. Je eigen frommelwerkje op een gigantisch bioscoopscherm. Dat geeft een emotie die alleen een maker kan bevatten. En om me heen al die mensen. Die ademen en kuchen en gelukkig op de juiste momenten lachen. Of juist doodstil zijn. Al die mensen, die in het donker naar City 1 zijn gekomen, alleen maar om deze documentaire te zien.

In plaats van thuis te blijven met die dodelijke afstandsbediening in hun handen.
Dat hebben we ook bij Paul gezien en gefilmd. Hoe de theater-show ‘Poephoofd’ geboren werd en langzaam smoel kreeg. Tot hij triomfen vierde van het DeLaMar tot in Stadskanaal en Heerlen. Ver weg van de tv-studio. 

In het theater komen de mensen naar je toe. Ze hebben huis en haard verlaten, geld betaald voor een kaartje. Om jou te zien. Je kan ze bespelen, uitdagen en emoties met ze uitwisselen. Op de planken zie je Paul de Leeuw iedere keer weer opleven. ‘Kijk. Hij gaat aan’, noemde editor Patrick Janssens dat toen ’ie het voor de eerste keer zag.

Na 80 minuten is het langste verhaal dat ik ooit onder handen heb gehad bijna voorbij. Paul zit nog. Er gaat nog eenmaal een bevrijdende schaterlach door de zaal. Vlak voor een heel stil einde. Dan volgt de aftiteling en voel ik twee stevige knuisten arriveren over de lengte van twee stoelen. Paul is opgetogen, verrast. Maar ook aangedaan. 

Na het applaus moet ik wat zeggen. Kreun. 
Een vrolijke anekdote moet het zijn. En de medewerkers bedanken, zonder wie het allemaal niet gelukt was.
Daar sta je dan. Voor een hele zaal kritisch publiek. Je kijkt in een donker gat, waar vaag heel veel hoofden oplichten. Je vertelt iets dat leuk moet zijn, maar je hebt geen idee of er wel gelachen wordt.
En dan denk je aan Paul de Leeuw. En vlamt plotseling het respect voor de mythische gaven, waarmee hij een publiek kan bespelen.


Cees Overgaauw